Filmkunst | Klaus Wyborny wordt 80: Entropie en narratief
Deze man is ons zo ver vooruit dat het moeilijk zal zijn hem zelfs op afstand te volgen: de filmmaker en schrijver Klaus Wyborny, die op 5 juni 80 wordt, dacht al na over de Duitse ramp lang voordat het een kwestie van overheidsbeleid werd, en hij maakte grappen over 'kunstmatige intelligentie' toen nog vrijwel niemand wist wat het was.
Hij is van opleiding natuurkundige. Hij grapte ooit dat hij natuurkunde had kunnen blijven doen als hij niet zoveel LSD had gebruikt tijdens zijn studie in New York. Daarna had hij alleen nog maar tijd voor kunst. Het moet gezegd worden: hij had daarna dubbel genoeg tijd voor kunst. Hoe dan ook, het is zeldzaam dat een natuurkundige zo'n rijke intellectuele achtergrond heeft als hij.
Met zijn typische verzet richtte hij zich op een thema dat de geavanceerde kunst van de jaren zeventig als het grootste kwaad beschouwde: verhaal, geschiedenis, narratief. Geavanceerde kunstenaars verachtten narratief terecht als een ideologische kruk en sentimentele lijm. Ten onrechte vonden ze het niet de moeite waard om te overwegen. Het is immers nauwelijks mogelijk om zelfs maar de straat over te steken zonder dat deze wandeling ook iets van een narratief heeft, namelijk een begin, een bestemming en soms een clou (een auto die met hoge snelheid nadert). Narratief is dus een primitief denkpatroon dat zich onweerstaanbaar aan ons opdringt. In de chaos van sensaties construeert het samenhang. Weinigen hebben het zo uitbundig gedeconstrueerd als Wyborny. Neem zijn film "The Open Universe" (1990).
Het uitgangspunt is dat het universum (en overigens ook onze maatschappij) zich in een voortdurende staat van verval bevindt. Over tien tot de macht veertien jaar zullen de sterren doven. Deze 'entropie', zoals natuurkundigen het noemen, wordt tegengewerkt door het verhaal, dat alles met elkaar probeert te verbinden. Toegegeven, het verschijnt in deze film slechts in rudimenten of stompjes: "De dag voor de bruiloft verloor ze een voet." Soms passen de verhalende rudimenten losjes in elkaar, soms worden ze op een avontuurlijke manier samengevoegd, zoals in deze passage: Drie vrienden gaan zeilen. Carla (Tilda Swinton) verveelt zich vreselijk. Frank (Hanns Zischler) troost haar met een zeemansspreuk: "Alsjeblieft, sla de maden uit het scheepsbeschuit." Carla neemt dit letterlijk en slaat op het beschuit.
In een half dozijn korte shots voert Wyborny de waanzin tot het uiterste: Frank laat Carla hem een hamer geven, ogenschijnlijk op het punt een lange spijker in haar schedel te slaan. De overgang naar Robert (Christoph Hemmerling), die zich geschrokken omdraait, en vervolgens naar Carla's Franse ansichtkaarten, waar ze uitroept: "Oh, dat voelt goed." Een vis bijt. Nog een blik op de ansichtkaarten (die verwijzen naar Jean-Luc Godards "Les carabiniers" (1964)), de verteller vat het van buitenaf samen: "Frankrijk. De staat. Filosofie. De Verlichting." Van sadisme naar sarcasme in een minuut. En in die minuut beseffen we: elk element van een verhaal kan bijna willekeurig met andere worden gecombineerd. Wat samenhang had moeten creëren tegen de desintegratie, valt zelf uiteen (bijvoorbeeld in afzonderlijke shots of zinnen).
Dan, als niet-narratief alternatief, zijn er bonte fragmenten van steden en industriële installaties, beelden die ritmisch gemonteerd zijn op pianobegeleiding. Aan het einde strandt Robert op een eiland en komt hij in contact met kannibalen. In deze oerscène springt het filmmateriaal van positief naar negatief en weer terug, waardoor we worden gekatapulteerd in een film van Wyborny die op een zeer vergelijkbare manier met positief en negatief speelt: »The Birth of a Nation« (1973), overigens een favoriet van Susan Sontag . Het is de allegorie van de stichting van een staat, gedemonstreerd door schipbreukelingen die zich verenigen en elkaar doden. In het tweede deel van de film wordt de geboorte van de natie de geboorte van de verhalende film zelf, want Wyborny's titel is niet voor niets een verwijzing naar »The Birth of a Nation« (1915) van D.W. Griffith.
Ook Griffith bood beide: een verhaal over de misdaden die de moderne staat onderbouwen én een grammatica van het filmische verhaal. Wyborny analyseerde deze grammatica als geen ander minutieus: blikken, ruimtes, conventies. Een van de vele verrassingen die zijn filmtheoretische geschriften bieden, is hoe gemakkelijk hij van een filmische structuur naar de schilderkunst en, bij voorkeur, naar de literatuur kan overstappen, bijvoorbeeld van Griffith naar Vincent van Gogh of Honoré de Balzac.
Wyborny begon zich tegelijkertijd te interesseren voor cinema en literatuur. Zijn eerste roman, "Het avontuurlijke maar ongelukkige leven van William Parmagino", werd geschreven in 1969. Daarna volgden duizenden pagina's: de eerder niet gepubliceerde "Comédie artistique". Het is een werk met een onderlichaam en een aureool, dat zowel ruwe copulaties als discussies met Plinius de Oudere en Gregorius van Tours biedt. En het nazitijdperk, de oorlog en de Holocaust zijn alomtegenwoordig (sinds "William Parmagino"). Ook in de "Comédie" schommelt het verhaal tussen constructie en desintegratie. Het wordt ondermijnd door superego-entiteiten die, net als kunstmatige intelligenties (agent Melville, agent Olson en anderen), censureren en redigeren wat er geschreven wordt. Zo is tot nu toe slechts het topje van de ijsberg van Klaus Wyborny's complete oeuvre onthuld. Pleziervaarders, wees gewaarschuwd: er bestaat aanvaringsgevaar.
Filmtheoretische geschriften van Klaus Wyborny: Elementaire montagetheorie van speelfilms. Lit-Verlag 2012, 464 pp., paperback, € 44,90; Principes van een verhalende topologie. Lit-Verlag 2014, 357 pp., paperback, antiquarisch; Pogingen: Naar een montagetheorie. Toegepaste topologie. Marginale gebieden verkennen. Lit-Verlag 2016, 365 pp., paperback, € 34. Films van Klaus Wyborny zijn te huur en te koop op de website van Filmgalerie 451.
nd-aktuell