Bondgenoten van de PSOE richten hun druk op om een regeringscrisis te voorkomen.

Het groeiende ongeduld van de partners en bondgenoten van de PSOE met betrekking tot de aanpak van de crisis die voortvloeit uit de corruptiezaken die binnen Ferraz zijn uitgebroken, brengt de wetgevende vergadering op een hellend vlak. Maar de angst voor vervroegde verkiezingen, nu de PP en Vox in opkomst zijn, beteugelt, althans voorlopig, de meest agressieve impulsen.
Geconfronteerd met het stilzwijgen van Pedro Sánchez, die geen contact heeft opgenomen met zijn partners om overeenstemming te bereiken over het pakket maatregelen dat hij woensdag aan het Congres zal presenteren, besloot de partij van Yolanda Díaz gisteren in de tegenaanval te gaan met een dubbele uitdaging. Ten eerste: het voorstel voor de oprichting van een staatsbureau voor corruptiebestrijding voor te leggen aan de plenaire vergadering van het Congres. Ten tweede: de verlenging van het betaald verlof voor mantelzorgers vóór eind juli aan de Raad van Ministers voor te leggen.
Dit zijn belangrijke kwesties voor de opleiding, maar de waarheid is dat het meer een eendagsvlieg is dan concrete maatregelen. Want geen van de voorstellen hangt uitsluitend van Sumar af.
De oprichting van het anti-corruptiebureau vereist een parlementaire meerderheid, die onvermijdelijk afkomstig is van de PSOE (Spaanse Socialistische Arbeiderspartij). En wat ouderschapsverlof betreft, biedt de behandeling ervan in de Ministerraad geen garantie als de socialistische vleugel van de uitvoerende macht besluit het niet te bevorderen. Met andere woorden, de uiteindelijke controle over wat er wel of niet in het Officiële Staatsblad (BOE) verschijnt, blijft, zoals bronnen binnen de coalitie benadrukken, een socialistisch prerogatief.
Sumar is zich hiervan bewust, maar gelooft dat dit de beste manier is om de PSOE uit de 'schoktoestand' te halen waarin deze zich bevindt: 'Het is de eerste stap op weg naar een effectieve reset van de wetgevende macht', betogen bronnen uit de multinationale sector.
De PNV is voorzichtiger. De Baskische nationalisten zijn niet van plan "dossiers te openen" totdat ze woensdag van Sánchez horen. En ze weigeren zich aan te sluiten bij de druk van andere partijen, zoals de Coalitie van de Canarische Eilanden, waarvan de secretaris-generaal Sánchez heeft opgeroepen zich kandidaat te stellen voor een vertrouwensstemming. Voor de partij van Aitor Esteban vraagt dit moment meer om luisteren dan om actie.
In Esquerra Republicana gaat kritiek gepaard met politieke berekeningen. De aanpak van de zaak Cerdán en de aanstelling van Montse Mínguez als woordvoerder van de socialisten zijn niet goed ontvangen, omdat de partij van mening is dat "de PSC nooit in staat zal zijn de belangen van Catalonië te verdedigen". Maar ERC geeft de voorkeur aan voorzichtigheid: deze week staat er een belangrijke kaart op het spel in de onderhandelingen over het nieuwe financieringsmodel.
De bilaterale ontmoeting tussen de Spaanse en de Catalaanse regering op 14 juli wordt als doorslaggevend beschouwd. De discussie richt zich op de versterking van de Catalaanse belastingdienst, die essentieel is voor de overgang naar meer fiscale soevereiniteit, zoals overeengekomen met de PSC. Kritiek is dan ook gematigd, zonder de tactische steun voor de regering te verbreken.
De enige partij die de logica van evenwicht volledig heeft losgelaten, is Podemos. Na de breuk met Sumar en de groeiende parlementaire isolatie opereert de partij als een linkse oppositiepartij. Pablo Fernández, de secretaris van de partij, suggereerde gisteren dat Sánchez elke kans verspeelt om het vertrouwen van Podemos te winnen "als hij zich niet openlijk bekritiseert."
Vierentwintig uur voor de belangrijke verschijning van de president blijft het evenwicht bewaard. Maar met steeds minder overtuiging.
lavanguardia