Porta Portese in gevaar: laten we haar redden van pretenties

Tegen het restylingproject
De markt, die na de oorlog ontstond om werklozen – de armen – te ondersteunen. Deze herinnering dreigt nu te worden uitgewist, nu de kraampjes worden vervangen door genummerde paviljoens.

Hoe kunnen we de feestelijke, menselijke missie van Porta Portese, de Romeinse markt van onze zondagochtend, herstellen? Kom er heel vroeg aan, in de wetenschap dat met de opkomende zon, eindelijk hoog en zegevierend boven de hemel van Trastevere, elke "schat", elk begeerd object, zijn koper al gevonden zal hebben, er vóór ons is aangekomen; daar is de gelukkige, de usurpator van de koopwaar die we zochten, die naar huis terugkeert, met het erfstuk onder zijn arm, zo suggereerde een vriend, Alberto Becchetti, een fret tussen de fretten van die markt, me jaren geleden. Hij was nu op zoek naar kunstfoto's, van Luxardo of Ghitta Carel, nu naar gesigneerd keramiek, ergens tussen Art Deco en de Wiener Secession. Zelfs een kennis, vergeef me de uitweiding, slaagde erin een tekening van Carlo Carrà op te graven uit de zogenaamde “Myceense” periode: een vioolspeler, zelfs op grafiekpapier van een ziekenhuis, het was in feite uit 1915, toen de kunstenaar in het leger zat, dezelfde dagen als de verzen van Ungaretti uit zijn “Fiumi”.
Maar let wel, een stop, een bezoek aan onze markt kan ook de zoektocht inhouden naar een eenvoudig paar pedalen, een fleece deken, een telefoonhoesje, een navulverpakking Folletto-tassen, zelfs het meest alledaagse voorwerp: onder de vaste klanten van de markt schiet Lamberto Dini me te binnen: "Goedemorgen, meneer de president, wat zoekt u vandaag?", zeg ik tegen hem, terwijl ik hem zie voor een kraampje met oude schoudertassen. Ons kleurrijke verhaal zou echter nietszeggend zijn als ik niet zou vermelden dat Porta Portese nu ernstig in gevaar is, bijna een genocide op haar historische missie: een herdefiniëringsproject, uitgebroed door de stad Rome, dat op het punt staat terug te keren naar de bureaucratische en administratieve pracht van het gouvernement uit het fascistische tijdperk, betreft het hele marktgebied, iets wat de essentie ervan dreigt te verdraaien. En laten we duidelijk zijn, folklore heeft niets te maken met dit verhaal, dat de lokale "ingezeten" verkopers bedreigt. Het gaat veeleer over het verhaal van een markt die in de naoorlogse periode ontstond om werklozen, armen en, jawel, de 'lompen' – hoe zou je ze anders noemen – te ondersteunen.
De beelden uit Bicycle Thieves, waarin postbode Lamberto Maggiorani en zijn zoon Bruno op zoek gaan naar de twee wielen van de verlossing, zijn in dit geval exemplarisch en dienen als illustratie van de naam van de plek. Porta Portese, zoals Roberto Creti uitlegt, staand voor zijn kraampje waar hij platen en cd's verkoopt, vergezeld door zijn medewerker Gustavo Tagliaferri , een expert die werkelijk alles van muziek weet, legt uit dat de markt specifiek is ontstaan met het oog op de arme Joodse bevolking, zodat zij er hun even armzalige bezittingen konden verkopen en zo een bestaan konden opbouwen, zij het karig, een middel om te overleven... Hier is nog een filmische referentie nodig: de buitengewone Alberto Sordi die in Fortunella, geregisseerd door Eduardo De Filippo, een gemene verkoper op onze markt speelt.
Wat gebeurt er nu bij Porta Portese?Als een neutraal woord gepast was, zou het een restyling of misschien een herinrichting zijn, waarbij de herinnering aan de "arme" markt wordt uitgewist door elke kraam te vervangen door genummerde paviljoenen. Daarmee wordt de oorspronkelijke herinnering aan de souk uitgewist, en daarmee de even "pittoreske" herinnering aan de commerciële koiné die de plek oplegt: "Zullen we het blok doen?" , een uitdrukking die suggereert dat de koper de hele kraam zal meenemen. Iets soortgelijks is al gebeurd in Rome, denk aan de Testaccio-markt, die van zijn "arbeidersklasse"-wortels is getransformeerd tot een soort " Covent Garden ", ontworpen voor een post-Pasoliniaans publiek: een hippe houding voor de nieuwe opkomende jeugdklasse, ergens tussen shabby chic en broodjeszaken, zeg maar, postmodern.
Nu, afgezien van het objectieve feit dat er nooit regulering heeft plaatsgevonden, ondanks de herhaalde verzoeken van de bewoners van Porta Portese, zou het, zoals we zojuist al aangaven, juist een verdraaiing zijn van de realiteit van de markt zelf. En laten we niet denken aan het geromantiseerde beeld van Claudio Baglioni's beroemde hit, een eenvoudig voorbeeld van Romeinse folklore. In dit geval is het overheersende gevoel dat ze Porta Portese willen omvormen tot een levend zondagsbewijs van de definitieve antropologische teloorgang van de stad, door de markt te laten lijken op elke andere plek die zijn waren aanbiedt in het "posthistorische" tijdperk, zoals de dichter Pasolini zou zeggen, van een stad die het commerciële epos van de nederigen vergeet. Wie weet of de enige redding voor de markt zou kunnen komen van de zogenaamde "vloek van Porta Portese " (sic) waar sommige historische exposanten me over vertelden, namelijk dat iedereen die vanaf de Capitolijnse zetel probeerde "orde te scheppen " tussen hun kraampjes een politiek lot van mislukking tegemoet ging in de schaduw van de Wolvin.
l'Unità